"Moet je je voorstellen hoe dat ging in die tijd", vertelt Jelte. "Mijn ouders hebben gewoon heel veel pech gehad. Ze kregen een cyclopische baby: een kindje met één oog, zonder neus. De kans om zo’n kindje te krijgen is echt heel klein. Het is hun gewoon overkomen. Mijn broertje is door de huisarts in een taxi gedonderd (ja, zo zie ik dat echt) en afgevoerd. De hele nacht zijn mijn ouders alleen gelaten en de volgende ochtend komt die huisarts terug en zegt dat het kindje is overleden. Ze hebben Peter niet meer gezien. Ze zijn niet eens bij de crematie geweest. En vervolgens is er nul-komma-nul nazorg."
De gedachte was in die tijd dat een moeder zich niet moest hechten aan een kindje zonder overlevingskansen, dus werd het zo snel mogelijk weggehaald. Volgens Jelte heeft zijn vader 'zijn voelsprieten deels verloren' na het overlijden van Peter en is zijn moeder nooit meer zo gelukkig geworden als ze was voordat Peter overleed.
"Heel tragisch eigenlijk. Ze werden echt in de steek gelaten en ze waren zelf nog zo jong… Voor begeleiding was toen geen aandacht en er was ook minder kennis voorhanden dan nu. Het was echt traumatisch voor mijn ouders en daardoor ook voor ons. Als je zoiets groots letterlijk wegstopt, komen er vanzelf vervelende patronen en gedoe in een gezin. Ik bedoel: niet alleen mijn moeder was in verwachting; het hele gezin was in verwachting. En al herinner ik me dat niet meer, omdat ik te klein was, ik rouw wel om wat het gedaan heeft met ons gezin.”
Wat als ..?
De relatie tussen Jelte en zijn ouders is jarenlang slecht, de band met zijn broer groeit scheef. Jelte weet eigenlijk niet óf en wíe hij het kwalijk kan nemen, maar weet dat het zo anders had kunnen zijn. Hij vertelt: “Ik heb een jeugd gehad met mooie vakanties, we hadden het financieel goed, mijn ouders zijn ondanks alles bij elkaar gebleven. Het was dus niet allemaal ellende, maar toch vind ik dat we op een bepaalde manier dysfunctioneel waren en dat er op sociaal-emotioneel gebied dingen fout zijn gegaan. Mijn ouders waren veel met zichzelf bezig, weinig met mij, of met ons. Het had zoveel harmonieuzer, fijner, vrolijker en ontspannener kunnen zijn als Peter er wél was geweest. Dus ja, ik rouw om mijn ouders die er niet waren, omdat ze hun eigen gedoe hadden. En een heel groot deel van dat gedoe komt door een overleden kind waar amper over gesproken is. Dat bijna letterlijk onder het tapijt is geschoven.”
Jelte vervloekt het trauma, verwenste op bepaalde momenten zijn vader, moeder en oudere broer. “Ik ben enorm boos op ze geweest. Mijn vader praatte er niet over, dat kon hij niet. Mijn moeder gunde zichzelf zo weinig. Ik zag gewoon aan haar dat ze pijn en verdriet had. Ze ging extra moederen en Theo liet zich veel aanleunen, maar ik vond dat heel benauwend en weerde het af. Dat kan ik mezelf natuurlijk ook kwalijk nemen. Uiteindelijk heeft ook mijn broer er last van gehad, maar op een totaal andere manier dan ik.”
En dat, die jarenlange ontwrichting van een gezin, zit allemaal in dat kleine baby’tje dat maar een paar uur heeft geleefd. De impact is enorm vindt Jelte: “Uiteindelijk is het allemaal alleen maar heel erg verdrietig en zijn er alleen maar slachtoffers. Ik blijf me afvragen ‘hoe het zou zijn geweest als’. Dat kunnen mensen irrelevant vinden, omdat je er toch geen antwoord op krijgt, maar voor mij doet het er toe. Je moet natuurlijk nú leven en niet teveel achterom kijken, maar erover nadenken doet ook recht aan wat er is gebeurd, vind ik.”
Rouwen met terugwerkende kracht
Veertig jaar loopt Jelte rond met een gevoel van gemis. Hij voelt zich niet thuis in zijn ouderlijke gezin, geeft de relatie met zijn ouders ‘een 2, een 3, of een 4’. Hij vertelt over de gesprekken bij psychologen die niet brengen wat hij zoekt. “Bij de intake moet je vertellen over je ouderlijke gezin. ‘Ik heb een vader, moeder, broer en ik had een broertje’. Dan wordt er gezegd: ‘Wat erg voor je ouders...’ En dat hoor je ook van álle broers en zussen die op oudere leeftijd een broer of zus verliezen, hè? ‘Wat erg voor je ouders, voor zijn/haar partner, voor zijn/ haar kinderen’. Psychologen zouden de boel echt veel systemischer moeten benaderen.”
“Rouwen om een broer of zus wordt zwaar onderschat”, vervolgt Jelte. “Je brengt zoveel tijd met elkaar door. Dat zie ik ook bij mijn eigen drie jongens. En jijzelf bestaat toch ook bij de gratie van de ander? Je plek in het gezin is zó belangrijk. Jouw identiteit wordt gevormd door je omgeving en als die wegvalt verlies jij ook een deel van jezelf. Er wordt weleens gezegd: moeders van wie de baby overlijdt raken een deel van hun persoonlijkheid kwijt. Daar geloof ik heilig in. Maar ik denk ook: een heel gezín verliest een deel van zichzelf. Ik ben óók een deel van mezelf verloren toen mijn broertje stierf, hoe klein ik ook was.”
Eind 2018 komt het gestapelde verdriet er allemaal uit. Jelte volgt op dat moment een jobcoachingstraject en zit niet goed in zijn vel. “Ik moest aan de slag met het ‘waarom voel ik me niet goed?’. Het is echt ongelooflijk wat er toen gebeurde. We hadden hele drukke jaren gehad met drie kinderen in de luiers. In 2018 ging de jongste ook naar school, dus er ontstond opeens ruimte. Mijn broer zat er weer goed bij, wat me herinnerde aan onze jeugd samen. En door de sterke band van onze drie jongens besefte ik des te meer dat ik zelf ook ‘één van drie’ ben. En ik had dus tijd om stil te staan. Op een dag was ik voor het eerst sinds jaren weer eens alleen thuis. Mijn vrouw was naar haar werk, de kinderen naar school. Ik ging de zolder opruimen, wat aanrommelen en vond documenten van Peter. Ik heb daarna een paar uur achter elkaar zitten janken, echt bizar. Intens verdriet voelde ik, maar ik was ook blij dat het er uit kwam. En toen had ik zoiets van: ’Ik heb veertig jaar het overlijden van mijn broertje genegeerd. Nu ga ik het op papier zetten, want het heeft me gigantisch geraakt. Dat was het moment dat ik besloot om een boek te schrijven.”
Jelte wil met het boek erkenning krijgen van zijn ouders. Constant was hij op zoek naar verbinding en telkens bonsde hij op een dichte deur. Soms kreeg hij een voet ertussen, maar dan werd de deur weer dicht gesmeten. Voor zijn gevoel heeft zijn familie hem nooit gezien voor wie hij werkelijk is, terwijl hij er altijd voor hun is geweest en voor zijn broer Theo door het vuur is gegaan toen die rond zijn 35e in een hele moeilijke periode zat.
Een verstopte foto, een weggegooide brief, maar Peter bestaat
Niet alleen het boek wordt geschreven, Jelte wil ook zijn broertje Peter erkennen door hem in te laten schrijven in de Basisregistratie Personen. Al sinds 2002 weet hij in welk ziekenhuis zijn broertje is overleden en waar Peters as is uitgestrooid door een medewerker van een crematorium. Het kostte hem slechts twee telefoontjes om daar achter te komen.
Jelte: “In mijn jeugd heb ik meerdere keren aan mijn ouders gevraagd waar Peters as was uitgestrooid. ‘Dat wisten ze niet en zouden ze ook nooit te weten komen’, zeiden ze. Maar ik wist honderd procent zeker dat de plek wél bekend was. Een crematorium is verplicht om schriftelijk te laten weten waar iemands as is verstrooid wanneer er geen familieleden bij aanwezig zijn. Die brief hebben ze gewoon weggegooid! Ik heb in 2002 gebeld met het ziekenhuis in Groningen. De telefoniste bevestigde dat er een dood baby’tje in het systeem stond en vertelde naar welk crematorium het kindje was gebracht. Vervolgens heb ik gebeld met het crematorium: ‘Kunnen jullie me helpen?’ Ik werd even in de wacht gezet en vervolgens zei de medewerker: ‘Ja hoor, ik heb hier op papier staan waar de as is uitgestrooid. Kom maar even langs’.”
Jelte gaat naar de plek in Haren en vertelt daarna zijn ouders over zijn vondst. Hij verwacht dat zijn ouders voorstellen om er met zijn allen naar toe te gaan, maar dat gebeurt niet. Hij vertelt: “Mijn moeder kan zich nog voor d’r kop slaan dat ze dat toen niet gedaan heeft. Maar zij deed dit (slaat zijn handen voor zijn ogen) en mijn vader dit (legt zijn handen op zijn oren).”
Boos en teleurgesteld vertrekt Jelte naar huis. Een paar maanden heeft hij geen contact met zijn ouders. In 2016 probeert hij het nog eens, dit keer met een krantenartikel over een petitie voor de Wet Basisregistratie Personen. In het artikel staat dat ‘heel veel mensen dit meemaken, rouwen om een overleden baby en dat het nooit te laat is om het kindje te erkennen’.
Jelte: “Dit artikel belandde bij het oud papier. Zo symbolisch voor hoe mijn ouders omgingen met hun trauma. Ze gooien alles wat pijn doet gewoon weg. Uiteindelijk duurde het tot 2019 voordat Peter zijn naam kreeg en werd geregistreerd. Het was voor mij zo’n enorme bevrijding toen ik mijn ouders en Theo eindelijk mee kreeg naar het gemeentehuis en naar de plek waar Peters as is uitgestrooid. Een prachtig moment! Hádden we het maar 17 jaar eerder gedaan, dan waren we toen al beter ‘on speaking terms’ geweest. Nu zien we elkaar weer wat vaker en geef ik onze relatie een voldoende. Er is heel veel gebeurd en we hebben jarenlang geen goede binding gehad, dus het niet opeens fantastisch. Zo werkt dat niet.”
Door met de dood bezig te gaan krijgt het leven meer kleur
Voor veel mensen is het moeilijk om over de dood te praten. Als je daarmee bezig bent ben je zwartgallig, want de dood is zwart, zwaar, moeilijk en eng. Jelte denkt dat het omgekeerd is: “Juist door er mee bezig te gaan zie je de kleur van het leven. Ik hoor nu ook vaak: ‘Oh wat fijn dat we mogen praten over de moeilijke dingen, want op social media staan alleen maar succesverhalen’. Maar er is zoveel ellende en verdriet. Het is gewoon een opluchting voor mensen om te horen dat anderen ook met dingen worstelen. En verlies is universeel, hè? Iedereen krijgt er mee te maken en dan is het raar dat we daar niet over praten.”
“Het is allemaal angst. Dat was bij mijn ouders ook zo. Angst voor de pijn. Maar ja, je kunt beter de confrontatie met die pijn aangaan dan het negeren. Die wijsheid heb ik nu … Mijn ouders hebben zich altijd laten regeren door angst. En ik was dat gewoon zat. Ik heb veel wilskracht, vechtlust en doorzettingsvermogen. Ik wilde dwars door de pijn heen, maar dat moet je wel willen, kunnen en durven.”
Jelte heeft ook positieve dingen overgehouden aan de dood van Peter. Hij kan het leven nu veel completer benaderen en zijn korte lontje is wat langer geworden. Volgens hem is dat voor iedereen de kunst in het leven: zet negatief om in positief. Het zou eigenlijk op school al geleerd moeten worden.
“Mijn boekje ‘Broertje dood’ is dun en klein. Het is makkelijk geschreven, maar dat betekent niet dat het een makkelijk proces was. Daar zit veertig jaar achter... Voor mij is het één van de beste dingen die ik kon doen, dit boek schrijven. Nu kan ik veel loslaten, ik heb mijn doel bereikt.”
Laat je overleden kindje opnemen in de Basisregistratie personen
Na het verschijnen van Jelte’s boek kreeg hij diverse reacties, zoals de brief van een vrouw uit Zuid-Holland. Ze is tegen de 70, haar ouders rond de 90. De vrouw vertelt in haar brief dat ze naar aanleiding van Jelte’s boek haar broertje hebben ingeschreven en een gedenkteken hebben opgehangen in een gedenkboom. Het was een dag met een gouden randje, haar ouders waren opgelucht, zij was blij. Iemand anders liet weten het als bevrijdend te voelen dat haar dode broertje niet meer wordt genegeerd na registratie.
Jelte rondt zijn verhaal af met een boodschap: “Ik weet héel zeker dat heel veel ellende in heel veel families kan worden opgelost door gewoon het overleden baby’tje te registreren. Dus doe het!”