Het verhaal van: José
mei 1986
José is 13 wanneer ze ’s ochtends van haar moeder hoort: “Je hoeft vandaag niet naar school. Rudy is dood.” De gordijnen blijven een week dicht en er hangt een nare, bedompte sfeer in huis. Met geen woord wordt gesproken over wat er is gebeurd.
Rudy (22) is karpervisser. Dat gebeurt ’s avonds en ’s nachts; dan bijten de vissen goed. Op een avond drijft zijn boot wat af van de kant, waarna hij het water in loopt en de boot weer terug op de kant sleept. Waarschijnlijk heeft hij van de inspanning en kou een astma aanval gekregen en is hij in elkaar gezakt. Een voorbijganger vindt hem later; Rudy ligt met zijn gezicht in het water en is verdronken.
José herinnert zich vooral dat ze heel bang was en zich af vroeg of hij wel echt dood was? “Is de kist wel gecheckt?” Ze had namelijk in de avond dat Rudy ging vissen nog met hem geklierd in de schuur, waar hij liet zien hoe hij boillies (aas) maakte voor de karpers. “Lekker boeiend, stom vissenvoer.” En waarom moest ze die rare zwarte panties aan? Dat wilde ze helemaal niet.
De week in aanloop naar de begrafenis verloopt bedrukt. Haar moeder en oudste broer Bart regelen alles en José ‘heeft zich nergens mee te bemoeien’. Haar vader, op dat moment in Frankrijk voor zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur, komt naar huis, maar zegt ook niks. José: “Bij de begrafenis leek het wel een reünie. Opeens was er allemaal familie en was het zelfs wel gezellig. Een schril contrast met thuis.”
Bij een vriendin zoekt José haar toevlucht. Ze komt er vaak thuis: “De ouders van mijn vriendin praatten wél en ik voelde me bij hen ‘gewoon’, normaal”. Het middelbare schoolleven wordt gevierd met veel lol maken, stiekem roken, gierend van de puber hormonen. Niemand zit haar op dat moment achter de vodden aan. Totdat ze twee jaar later nog altijd in de tweede klas Mavo zit, terwijl ze eigenlijk al eindexamen had moeten doen. Ze wordt dan door haar moeder voor de keuze gesteld: Óf je gaat nú je best doen op school, óf je gaat werken. De keuze was snel gemaakt: José gaat werken. Zonder diploma. Lachend: “Maar het is uiteindelijk allemaal goed gekomen, hoor.”
Het is goed gekomen, maar de dood van Rudy heeft zeker invloed gehad op haar leven. Zo vindt José zichzelf harder geworden. Niet alleen naar zichzelf, maar ook naar anderen. Gezeur over dagelijkse onbenulligheden ‘trekt ze gewoon niet’ en haar benadering is een rechtlijnige: het is graag of helemaal niet. Verbrui je het, dan gaat de deur dicht en is het klaar.
José vertelt: “Vroeger was ik veel vrolijker en meegaander. Maar nu trek ik mijn eigen plan, wat een ander daar ook van vindt. Dat interesseert me niet. Schouders eronder en dóor is natuurlijk heel lang mijn overlevingsmodus geweest. Ik was ook heel jong toen en het verwerken is later pas gekomen, toen mijn moeder overleed.” Ondanks haar nuchtere houding, en de jaren die er voor hebben gezorgd dat de scherpe kantjes er wat af zijn, ervaart José momenten van verdriet. Die momenten kan ze gelukkig delen met haar zus Astrid en oudste broer Bart. Ze vertelt: “Wij zijn echt de drie musketiers samen. We hebben een goede band en kunnen altijd bij elkaar terecht als er iets is. Dat waardevolle is overgebleven.”
José blikt nog even terug naar haar jeugd. “Misschien was het een generatieding, om nergens over te praten? Dat zou kunnen. Je werd als jong kind gewoon nergens bij betrokken. Door de dichte gordijnen en de sfeer wist je dat er iets ergs was gebeurd, maar je had toch geen idee wat? Je snápte er gewoon niets van. Rudy ging ’s avonds weg na het klieren in de schuur en kwam niet meer terug. Ik zag hem pas weer in de kist. Gelukkig leek het alsof hij sliep”.
Ook in de jaren na het ongeluk werd er niet gesproken en blijkt er veel ‘weg’ te zijn: “Ik weet niet eens meer of ik met mijn moeder naar Rudy’s kerkhof ben geweest. En eigenlijk weet ik ook niet hoe het is geweest voor Bart. Hij was 24 en woonde samen met Rudy in een huis. Hij werd door de recherche werd meegenomen naar het mortuarium om zijn broer te identificeren. Als in zo’n Amerikaanse politieserie. Dat is toch verschrikkelijk! Zo’n jongen zou nu professionele hulp krijgen, maar toen was er niks.”
Inmiddels kijkt José niet meer achterom, naar ‘hoe het ook had gekund’. Zoals ze zelf in haar nuchterheid zegt: “Het is wat het is.” Maar voor anderen die hun broer of zus verliezen hoopt ze dat er openheid is, dat er gepraat wordt. “Betrek iedereen bij het afscheid, ook kinderen, en sluit het goed af samen. Zoek professionele hulp wanneer dat nodig is. Maar maak het vooral bespreekbaar.”
Shekiba praat graag over haar broer Khalil. Hoe ze nu in het leven staat en waar ze is gekomen, ze heeft het allemaal aan hem te danken. Liefdevol eert ze de man die hij zijn hele leven was: zorgzaam, klaar staand voor hun ouders, zijn zes broers en zussen, zijn kinderen en de gemeenschap. Voor haar was hij een tweede vader. Eigenlijk zorgde hij voor iedereen behalve zichzelf.
Doe het! Registreer je overleden baby in de Basisregistratie Personen, ook met terugwerkende kracht. Al is het járen geleden geboren. En vooral: erken dat er een broertje of zusje uit het gezin overleden is. Deze dringende boodschap geeft Jelte Krijnsen, auteur van het boek 'Broertje dood'. Als geen ander kent hij de impact van het negeren van gemis: "Vind je het gek dat er dan ellende komt?"
Na een reis van twee jaar om zichzelf terug te vinden, is Myrte is weer in Nederland. De reis leidde tot een rouwproces, om meerdere verliezen in haar leven te verwerken. Het gaf vooral een diep inzicht: wat was het bestaansrecht van haar zusje Tessa? En was het niet heel hard om naast verdriet ook onverwachte bevrijding te voelen na haar overlijden? Inmiddels voelen ze weer als een team.
Een van de oudere broers van Heidi overlijdt wanneer hij 24 jaar is. Nu, 30 jaar later, zijn de scherpe kantjes van het rouwproces er weliswaar af, maar het gemis is er niet minder om geworden. Geregeld praat ze, op zijn graf zittend, alles van zich af. Over hoe het allemaal gaat, of wat er dwars zit. Een antwoord komt er natuurlijk niet meer. En daar is ze nou juist zo benieuwd naar. Hoe zou Rudi reageren?
De nuchtere Wim is niet makkelijk van zijn stuk te brengen. Hard en efficiënt werken zit bij hem ingebakken. Ook na de dood van zijn broer Erik gaat het leven gewoon door. Bovendien: de bedrijfsovername van zijn broer's boerderij moet geregeld worden en daar zit een berg werk in. En het lukt ook allemaal, met het hele gezin. Maar na bijna een jaar blijkt er toch wat onbalans te zijn in het leven van Wim..
De week voor de begrafenis van haar broertje ontglipt de compleet overdonderde Gineke. Ze ziet hoe haar broertje postuum in een gereformeerd keurslijf wordt geperst. Het uitspreken van haar afscheidswoorden op haar manier 'mocht niet' in de kerk. Na een aantal weken gaat het mentaal flink mis. Er volgt een periode van psychotherapie. Daarna blijkt Tijmens dood iets positief te hebben gebracht.
Johanna vertelt over haar broer Herman, de weduwnaar die zijn geluk weer had gevonden. Aan alles kon Johanna het merken. Er waren zelfs al trouwkaarten verstuurd en thuis was een spontane 'before wedding selfie' gemaakt. In trouwkleding, zijn aanstaande met de hakken aan. Stralende koppies op de foto. Nu - twee jaar na zijn dood - mist Johanna soms verbinding. Ze wil blijven praten over Herman.
De dood van Annelies' broer is onverwacht. Geen afscheid kunnen nemen blijkt onverteerbaar. Het maakt het rouwen hard. Ze wilde Martin juist graag uit zijn Corona schulp trekken en eindelijk weer eens een gezellige broer/zus dag afspreken. Dan praatte hij met zijn zusje over 'het leven'. Nou ja, zij praatte en trok dingen uit hem. Zo ging dat altijd. Annelies is oprichter van Rouwplek.nl om broers en zussen te verbinden.