Gineke

Het verhaal van: Gineke

Alsof er een stuk van mij is geamputeerd.

november 2014

Tijmen (37) is de beoogd opvolger op het melkveebedrijf. Om geld voor de overname te sparen werkt hij bij het asbestsaneringsbedrijf van zijn zwager. “In de landbouw zit nog zoveel asbest; we hebben nog wel voor 50 jaar werk!” laat hij zijn zus Gineke (toen 44) enthousiast weten. Alle mogelijke veiligheidscertificaten voor het werk in de asbestsanering heeft hij op zak. Toch gaat het in november 2014 mis bij een oude fruitloods in Kruisland, West-Brabant.

Gineke vertelt: “Tijmen sjorde vanuit de bak van een hoogwerker aan de asbest golfplaten op het dak van die loods. Ze waren al wel losgeschroefd, maar de dakplaten waren oud en vermolmd en begroeid met mos. Toen hij een paneel hard losrukte, verloor hij zijn evenwicht. Hij viel achterover uit de bak, op zijn achterhoofd. Hij was net terug van koffiepauze, weer in de bak gestapt en had zijn harnas nog niet vastgeklikt aan de veiligheidsgordel. Terwijl Tijmen bij anderen altijd zó streng was over veiligheid op het werk. Maar ze waren nog niet eens zo hoog; mét gordel zou hij misschien ook op de grond zijn gevallen, omdat het altijd even duurt voordat zo’n gordel blokkeert.” Cynisch: “Volgens zijn schoonmoeder zou God er wel een bedoeling mee hebben, want als hij een meter verder naar links was gevallen, was hij op het plafond van een kantoortje beland, dan was er niks gebeurd.” Het gevolg van de val is dramatisch.

Gineke vertelt rustig en gecontroleerd verder: “Na de val lag Tijmen direct in foetushouding. Met de traumaheli is hij afgevoerd naar het Erasmus MC in Rotterdam. De neuroloog daar had nog nooit zo’n ernstig trauma gezien. Alleen zijn hersenstam functioneerde nog, dus had Tijmen een hartslag. Dat maakte hem vanaf dat moment een ‘beating donor’. We wisten dat hij geregistreerd donor was, maar sowieso was de beslissing heel gemakkelijk genomen. Het was helder dat er geen sprankje hoop meer was. Er waren al functies uitgevallen, hersenweefsel was weggehaald. Hij zou het gewoon echt niet redden.”

In het ziekenhuis werd de familie voor de donatie-operatie voorgelicht door een team van het UMC Leiden. Twee deskundige dames konden de familie goed voorbereiden op de procedure. Gineke: “Ze namen echt alle tijd om alles uit te leggen. Ze vertelden dat er twee operatiekamers zouden worden klaargemaakt. Een om Tijmen’s organen te ‘oogsten’ – ja, zo heet dat! – en een voor de ontvangers, de mensen die op de wachtlijst stonden.” Vervolgens kregen we de keuze of we erbij wilden zijn als de beademing zou worden ontkoppeld. Een ‘beating donor’ moet zelfstandig overlijden, maar je weet niet hoe lang dat duurt. Dat kan in tien minuten gebeuren, of uren duren. Wil je daarbij zijn? Misschien zijn laatste stuiptrekkingen zien? Dat leek ons heel heftig om mee te maken. We hebben ‘s avonds afscheid genomen van Tijmen en zijn naar huis gegaan. Uiteindelijk hebben ze ‘s nachts om 2 uur de beademing stil gezet, en is hij 25 minuten later rustig zelfstandig overleden.”

Behalve Tijmens hartkleppen en longen is alles gebruikt, vertelt Gineke. “Ik dacht dat zijn longen niet bruikbaar waren vanwege zijn werk in asbest. Maar mijn broer was tegen de 2 meter lang; zijn longinhoud was zó groot dat ze daar op dat moment geen geschikte ontvanger voor hadden.” Later ontving de familie nog een brief van een dankbare man, die dankzij Tijmens donorlever weer veel meer kwaliteit van leven had.

Journalistieke rol

Die avond van het ongeval maakt Gineke in het Erasmus MC in een speciaal daarvoor bestemd schriftje aantekeningen en gespreksverslagen. Dit doet ze voor haar schoonzus en de kinderen, die op dat moment 10 en 12 jaar oud waren. “Ik was toen al 25 jaar journalist en wist dat je niet alles kunt onthouden in zo’n situatie. Zo konden ze later nog eens terug lezen wat er allemaal was besproken. Bovendien hielp het mij op dat moment om een professionele rol aan te nemen. Ik gebruikte mijn ‘journalistieke bril’ als filter, om alle emoties niet zo hard binnen te laten komen.”

De volgende ochtend wordt ze onder de douche overmand door verdriet. ”Toen hoorde ik heel duidelijk de stem van Tijmen in mijn hoofd, in ons Nijkerkse dialect: ‘mins, wat stoa jie noe te janken… Ik bin op ‘t beste plekje woar ik maar wezen kan, je hoeven um mien niet te janken…’ Dat gaf heel veel troost en rust.”

Na Tijmens overlijden voelde ze zich lange tijd fysiek geamputeerd. “Een heel raar gevoel. We waren in ons gezin altijd met drie kinderen geweest, nu waren er nog maar twee over. Ik had echt het gevoel alsof ik altijd drie benen had gehad, en dat daar nu één van geamputeerd was. Bizar hè?”

Totaal verdwaasd

De eerste dagen na zijn overlijden voelt ze zich totaal verdwaasd. “Het leek alsof ik in een soort bubbel leefde. Een kaasstolp, waar je van achter glas kijkt naar de wereld, waarin alles gewoon doorgaat zoals vóór de dag van het ongeluk.” Die dagen pakt Gineke toch haar normale journalistieke werk als freelancer weer op. “Gewoon blijven werken, dat gaf houvast. Ik heb ooit een hoofdredacteur gehad die zijn dochtertje was verloren aan een hersentumor. De dag na de begrafenis was hij gewoon weer aan het werk. Toen dacht ik: hoe kún je! Wat een harteloze eikel ben je! Maar nu begrijp ik het wél. Je hebt die routine gewoon nodig, om overeind te blijven.”

Desondanks is de week voorafgaand aan de begrafenis haar eigenlijk ‘ontglipt’, vertelt ze. “Ik was compleet overdonderd. Ik heb er helemaal niet goed bij stil gestaan dat er dingen geregeld zouden moeten worden rondom het afscheid, de dienst, de liturgie… Is me totaal ontgaan, op dat moment.”

Lachen bij de kist

Op de woensdagochtend dat Tijmen thuis was gekomen (nadat in het mortuarium ook nog bot en weefsel was geoogst), stond Gineke samen met haar schoonzus bij de open kist. Tijmen lag erin met zijn zwarte werkmuts op. Zijn zoontje had in het ziekenhuis al gezegd: ‘Als papa straks in de kist ligt, moet hij wel zijn muts op!’ Daar stond de naam op van het bedrijf, Sloopt Alles.nl. Dat was natuurlijk niet zo gepast… Daarom had mijn schoonzus de muts omgedraaid, met de tekst naar achteren. Maar omdat zijn mond nog een beetje scheef stond van de beademing, leek het net alsof hij daar een binnenpretje over had. Daar hebben we samen nog om staan lachen, bij de kist.”

De afscheidsdienst zou plaatsvinden in de Goede Herderkerk in Barneveld, een kerk van de gereformeerde bond. Tijmen was daar elke vrijdagavond jeugdleider van ‘de club’, de 12- tot 15- jarigen. “Hij was heel goed met kinderen; altijd dollen, hij had de lach aan z’n kont hangen.” Gineke werd door haar schoonzus gevraagd om een afscheidswoord te doen in de dienst. Dat wilde ze wel. “Maar ik heb mijn schoonzus toen ook meteen gezegd: ik beschrijf Tijmen wel zoals hij echt wás. Type ‘grote bek, klein hartje’. Hij maakte altijd grappen die op het randje waren, of soms net er overheen… Hij liep altijd te dollen met iedereen. Ik heb meteen gezegd dat ik er geen braaf, gepolijst stukje van zou maken.”

Op vrijdagmiddag post ze een bericht op Facebook: ‘Ik heb het heftigste, zwaarste stuk van mijn leven geschreven. Een afscheidswoord voor Tijmen.’ Die avond rijdt ze met het in memoriam naar haar schoonzus. Die telt de blaadjes: een, twee drie… Het zijn 3,5 kantjes A4. Het epistel wordt ongelezen afgewezen: ‘Gineke, dit kan echt niet. Van onze dominee mag het maar een kantje zijn.’ Het voelt alsof ze een klap vol in gezicht krijgt. De moeder van haar schoonzus had eerder die week ook nog een duit in het zakje gedaan. “Die had mij gevraagd of ik erop wilde letten dat mijn vader wel een beetje een knap pak aan zou trekken voor de condoleance… ‘Want Gineke, hij is pas ook wezen condoleren, en dat pak daar zal ik niks van zeggen, maar d’r zat wel een vlék op...’ Ik was zó geschokt van die opmerking! Ik was sprakeloos. Ik kon alleen maar denken: mens, die man gaat z’n zóón begraven!! Al gaat-ie in z’n zwembroek en op badslippers, wat bóeit dat!”

Achteraan in een lange rij

Bij de condoleance op zaterdagavond vraagt Gineke’s schoonzus ter plekke of het oké is als háár opa en oma vooraan staan, bij haar ouders. Uiteindelijk staan Gineke en haar man en haar jongere broer en z’n vrouw helemaal achteraan in de rij, na alle broers en zus van de weduwe, met hun aanhang. “Mijn ouders mochten nog wel vooraan staan, maar wij stonden helemaal aan het einde. We hebben plichtmatig handen staan schudden van wel vierhonderd mensen uit de kerk, die ons totaal niet kenden. Als wij hier van tevoren bij betrokken waren geweest, hadden we het heel anders georganiseerd. Dan waren we gewoon apart gaan zitten, zodat we de familie van onze kant ook even konden spreken. Daar was nu totaal geen gelegenheid voor, want die rij moest kunnen doorlopen.”

Na afloop van de condoleance informeert Gineke bij haar schoonzus naar het in memoriam. Ze heeft het inmiddels gelezen, maar keurt het af. Hoe het ongeluk is gebeurd, in het bedrijf van haar broer, vindt ze te confronterend voor hem. En de maffe uitspraken van Tijmen, het kattekwaad dat hij heeft uitgehaald: die dingen mogen er ook niet in. Het is niet netjes; dat kan niet in de kerk. De volgende dag krijgt Gineke per mail een door haar schoonzus herschreven versie. En: het is niet meer de bedoeling dat ze dit voordraagt tijdens de dienst. Het moet maar ná de begrafenis, als de familie in besloten kring bij elkaar is voor koffie en broodjes… “Wéér kreeg ik een enorme dreun. Ik voelde me mentaal verkracht. Míjn afscheidswoord, voor míjn broertje – hoe háál je het in je hoofd om dat te herschrijven?! De Duitsers hebben er een goed woord voor: vergewaltigt. Met geweld misbruikt. Zó voelde ik me…”

Ontzet polst Gineke een goede jeugdvriendin. Die was opgegroeid in diezelfde Goede Herderkerk en bijna afgestudeerd als dominee. Gineke laat haar het in memoriam lezen. Zij gniffelt wat, en zegt vervolgens: “Gien, dit kan prima hoor, daar hoef je niets aan te veranderen. Maar zoek uit wie de begrafenis leidt. Vraag of je jouw woordje kunt doen vóór het votum en groet, voordat de dienst officieel begonnen is. Dan valt het technisch gezien niet onder de verantwoordelijkheid van de kerkenraad. Misschien is dat een oplossing.” Gineke belt de dienstdoende dominee, maar die blijkt ‘een ruggengraat gemaakt van pannenkoek’ te hebben. De voorganger durft niet tegen de wil van de weduwe in te gaan.

Op de ochtend van de begrafenis is Gineke’s schoonzus nog altijd van mening dat het door haar aangepaste afscheidswoord ná de begrafenisdienst moest, bij de koffie. Gineke weigert dit. “Mijn schoonzus heeft me zó gekwetst; ze heeft niet door wat voor leed ze heeft veroorzaakt. Ik heb dus nooit mijn afscheidswoorden kunnen uitspreken voor mijn broertje.”

‘Kist in de voorlader, zo had het gemoeten’

Op het erf van de ouderlijke boerderij van Gineke en haar twee broers staat een rouwstoet klaar. Grote, zwarte limousines. Gineke: “Als wij het met onze eigen familie hadden geregeld, zouden we de kist van Tijmen in de voorlader van de trekker hebben gelegd, en zó naar de kerk zijn gereden. En de familie op een platte kar met strobalen erachter. Dát had gepast bij Tijmen….”

Geëmotioneerd: “Onze kant van de familie is nergens bij betrokken. Niet bij het samenstellen van de de tekst op de rouwkaart, of wie nodigen we uit. Niet bij het uitzoeken van de foto’s voor de presentatie bij de condoleance, niet bij het samenstellen van de liturgie van de dienst, de bijbeltekst en de liederen… Ik denk dat wij voor m’n schoonzus geen van allen in de goede kerk zaten. Mijn man en ik zijn baptist, mijn andere broer gaat naar een evangeliegemeente en zijn vrouw is katholiek, en mijn ouders zijn ‘gewoon’ gereformeerd… Ik denk dat dat heeft meegespeeld.” Zelfs tijdens de begrafenis werd er totaal niet bij stil gestaan dat zij, als gezin, een broer en een kind hadden verloren. “De dominee noemde in zijn in memoriam alleen dat Tijmen als derde kind in ons gezin was geboren. Maar verder ging het er alleen maar over dat ze daar in de kerk waren getrouwd, dat hun kinderen daar waren gedoopt, en dat hij daar zo geliefd was bij de kinderen van de ‘club’. Hij werd postuum in een gereformeerd keurslijf geperst, waar hij zijn hele leven niet in had gezeten.”

Voor en tijdens de afscheidsdienst en tijdens de begrafenis op het kerkhof – waar haar neefje nog ‘leuk’ op het knopje mag drukken om de kist met zijn vader te laten zakken – wordt de naaste familie afgezonderd gehouden van de andere bezoekers. Pas na afloop van de ceremonie, op de parkeerplaats bij de kerk, ziet Gineke haar verdere familie en vrienden die naar Barneveld waren gekomen. De familie komt verbaasd naar haar toe, want ze hadden op Facebook gelezen dat zij het afscheidswoord voor Tijmen zou doen. ‘Hoe zit dat? Dat wat die dominee zei, dat had jij toch niet geschreven, of wel??’

Gineke legt uit dat het anders is gelopen. Ze krijgt vervolgens van alle kanten het verzoek om het alsnog te mailen. Thuis gekomen pakt ze haar laptop en mailt haar originele afscheidswoord naar de familie en vrienden. “Die avond was als een warm bad. Ik kreeg allemaal reacties; dat het zo mooi geschreven was, precies zoals Tijmen was, en dat deze woorden echt hadden gemist bij het afscheid. Zó wilden ze Tijmen onthouden! Het deed me enorm goed.”

Schoonzus ontschuldigd

Hoe heeft het zo enorm mis kunnen lopen? Ze vertelt: “Ik heb lange tijd het idee gehad dat de moeder van mijn schoonzus een flinke regierol had rondom de begrafenis. Die komt uit de gereformeerde gemeente, zeg maar de zwartekousenkerk. Mijn schoonzus zelf heb ik altijd ontschuldigd. Ik dacht: die heeft vast valium gekregen, of andere rustgevende medicatie. En dat haar moeder het allemaal bestierd had.” Maar dat bleek niet zo te zijn. “Een jaar of twee later heeft ze me duidelijk gemaakt: ‘dit was hoe ik en de kinderen het wilden.’ Zij bleek dus ook alles voor de buitenwacht te doen; ‘zoals het hoort’. Dat had ik nooit van haar verwacht. Zo kénde ik haar helemaal niet. Ik kon het niet plaatsen, niet bevatten.” Het paste ook niet bij hoe Tijmen zijn geloof beleefde, vindt ze. “Hij was echt een ruwe bolster, blanke pit. Hij geloofde heel simpel en eenvoudig. Geloof draait om liefde en vrijheid. Wat we in die kerk zagen, had alleen maar te maken met regeltjes, met ‘hoe het hoort’. Dan is het geen geloof meer, maar religie.”

Mentale finale tijdens kerst

Zes weken na Tijmens overlijden. Kerst 2014. Gineke nodigt haar ouders uit voor eerste kerstdag, en vindt dat ze ook haar schoonzus en de kinderen niet alleen kan laten zitten. Die komen ook. “Kijk, mijn vader moest op de boerderij samen verder met mijn schoonzus, dus ik wilde de relatie niet verstoren. Ik wilde er geen toestand van maken. Daarom kon ik niet tegen haar zeggen hoe zwaar ik was getraumatiseerd door het feit dat zij mij en de rest van ons gezin de kans had ontnomen om op een goede manier afscheid te nemen van Tijmen.” Aan het einde van de avond stort ze in. “Ik heb die emoties allemaal weggedrukt. Maar dat ging niet. Mijn hersenen kregen kortsluiting. Ik kon het gewoon niet meer handelen.”

Een zware depressie volgt. En een hele donkere periode, waarin ze het soms suïcidale gevoelens heeft. Dan schreeuwt ze het in haar hoofd uit naar Tijmen: “Waarom ben jij al dood? Nu kan ik er geen eind meer aan maken! Ik kan het ma niet aandoen om nog een kind te verliezen!” Gineke was altijd zeer cognitief ingesteld, rationaliseerde alles. “Van jongs af aan drukte ik mijn emoties weg. De keren dat ik in mijn volwassen leven heb gehuild, zijn op de vingers van een hand te tellen. Er zat wel verdriet in mij, dat wel. Niet zozeer om het overlijden van Tijmen; dat had ik wel geaccepteerd. Ongelukken gebeuren dagelijks; dan moet je niet gaan zoeken naar het ‘waarom’. Daar krijg je toch geen antwoord op. Het verdriet zat meer in andere dingen, die eerder in mijn leven waren gebeurd. Ik had nooit geleerd om daar goed mee om te gaan. Ik stopte alle emoties – onbewust! – meteen weg. Maar na het overlijden van Tijmen werkte dat systeem niet meer. Het was alsof het kleedje onder m’n voeten werd weggetrokken, waardoor het deksel van een snelkookpan was afgevlogen, en alles naar buiten knalde. Het ging echt goed mis met me.”

Uiteindelijk komt ze in de tweedelijns GGZ terecht met haar depressie en angstklachten. “Ik heb anderhalf jaar individuele psychotherapie gehad. Samen met mijn psycholoog heb ik leren dealen met mijn emoties. Die zaten allemaal weggestopt in een beerput, waarvan ik niet wist dat ik die had. Ik moest eerst het deksel van die overwoekerde beerput vinden, en dan voorzichtig optillen, en vervolgens naar binnen gaan, het trappetje af. Daar lag een onontwarbare kluwen van van álles. Die beerput heb ik samen met m’n psycholoog uitgesorteerd. Het is niet weg, maar het ligt allemaal netjes op schappen in die put. Ik kan erbij, ik kan iets oppakken, bekijken en weer terugleggen. Mijn emoties zijn nu hanteerbaar.”

In die zin heeft het overlijden van Tijmen ook iets goed gebracht, zegt ze. “Mijn man ziet hoe ik veranderd ben door de therapie. Ik ben nu ‘Gientje 2.0’, zegt hij.”

Het overlijden van haar broertje blijft een gemis. Ze weet dat hij ‘op het beste plekje zit waar hij maar wezen kan’. “Maar je mist van die stomme dingen. Zoals zijn Zweedse klompen bij ons in de gang, maat kano. Je kon er een kind in zetten! Of gewoon een avondje ouwehoeren, met een biertje bij de vuurbak.”

Het contact met haar schoonzus is tamelijk afstandelijk, maar ze zien elkaar af en toe wel, vertelt ze. Op de jaarlijkse familiedag bijvoorbeeld. Dat was ook mede op verzoek van Gineke’s vader, die met haar verder moet op de boerderij. “Pa zei: ‘Maak er asjeblieft geen toestand van.’ En ik wil op een normale manier contact kunnen houden met mijn neefje en nichtje, die nu 20 en 18 zijn. Zodat mijn man en ik hen straks ook kunnen vertellen wat voor dondersteen hun vader écht was. Dat hij niet de braverik is die ze postuum van hem hebben gemaakt.” Ze denkt ook dat dat nodig is, omdat er bij de kinderen thuis maar weinig over hun vader wordt gesproken. Foto’s van Tijmen hangen er niet of nauwelijks. “Met mijn neefje en nichtje buiten bij het vuur een mooi, eerlijk gesprek voeren over de ‘ruwe bolster, blanke pit’ die hun vader was. Die rol neem ik als tante graag op me.”

Meer verhalen

  • Shekiba

    Nooit genoeg woorden en tijd gehad om te vertellen wat hij voor mij betekende

    Shekiba praat graag over haar broer Khalil. Hoe ze nu in het leven staat en waar ze is gekomen, ze heeft het allemaal aan hem te danken. Liefdevol eert ze de man die hij zijn hele leven was: zorgzaam, klaar staand voor hun ouders, zijn zes broers en zussen, zijn kinderen en de gemeenschap. Voor haar was hij een tweede vader. Eigenlijk zorgde hij voor iedereen behalve zichzelf.

    Lees het verhaal van Shekiba

  • Jelte

    Ik rouw niet om mijn broertje, maar om wat had kunnen zijn.

    Doe het! Registreer je overleden baby in de Basisregistratie Personen, ook met terugwerkende kracht. Al is het járen geleden geboren. En vooral: erken dat er een broertje of zusje uit het gezin overleden is. Deze dringende boodschap geeft Jelte Krijnsen, auteur van het boek 'Broertje dood'. Als geen ander kent hij de impact van het negeren van gemis: "Vind je het gek dat er dan ellende komt?"

    Lees het verhaal van Jelte

  • Myrte

    Door de dood van mijn zusje weet ik wat ik hier te doen heb.

    Na een reis van twee jaar om zichzelf terug te vinden, is Myrte is weer in Nederland. De reis leidde tot een rouwproces, om meerdere verliezen in haar leven te verwerken. Het gaf vooral een diep inzicht: wat was het bestaansrecht van haar zusje Tessa? En was het niet heel hard om naast verdriet ook onverwachte bevrijding te voelen na haar overlijden? Inmiddels voelen ze weer als een team.

    Lees het verhaal van Myrte

  • Heidi

    De dood van mijn broer Rudi voelt nog altijd vers.

    Een van de oudere broers van Heidi overlijdt wanneer hij 24 jaar is. Nu, 30 jaar later, zijn de scherpe kantjes van het rouwproces er weliswaar af, maar het gemis is er niet minder om geworden. Geregeld praat ze, op zijn graf zittend, alles van zich af. Over hoe het allemaal gaat, of wat er dwars zit. Een antwoord komt er natuurlijk niet meer. En daar is ze nou juist zo benieuwd naar. Hoe zou Rudi reageren?

    Lees het verhaal van Heidi

  • Wim

    Het leven is te kort om het te verkloten.

    De nuchtere Wim is niet makkelijk van zijn stuk te brengen. Hard en efficiënt werken zit bij hem ingebakken. Ook na de dood van zijn broer Erik gaat het leven gewoon door. Bovendien: de bedrijfsovername van zijn broer's boerderij moet geregeld worden en daar zit een berg werk in. En het lukt ook allemaal, met het hele gezin. Maar na bijna een jaar blijkt er toch wat onbalans te zijn in het leven van Wim.. 

    Lees het verhaal van Wim

  • Johanna

    Vaak kun je beter helemaal niets zeggen.

    Johanna vertelt over haar broer Herman, de weduwnaar die zijn geluk weer had gevonden. Aan alles kon Johanna het merken. Er waren zelfs al trouwkaarten verstuurd en thuis was een spontane 'before wedding selfie' gemaakt. In trouwkleding, zijn aanstaande met de hakken aan. Stralende koppies op de foto. Nu - twee jaar na zijn dood - mist Johanna soms verbinding. Ze wil blijven praten over Herman.

    Lees het verhaal van Johanna

  • Annelies

    Accepteren dat mijn broer dood is. Het lukt me niet.

    De dood van Annelies' broer is onverwacht. Geen afscheid kunnen nemen blijkt onverteerbaar. Het maakt het rouwen hard. Ze wilde Martin juist graag uit zijn Corona schulp trekken en eindelijk weer eens een gezellige broer/zus dag afspreken. Dan praatte hij met zijn zusje over 'het leven'. Nou ja, zij praatte en trok dingen uit hem. Zo ging dat altijd. Annelies is oprichter van Rouwplek.nl om broers en zussen te verbinden.

    Lees het verhaal van Annelies

  • José

    Je ouders rouwden. Als kind hing je er een beetje bij.

    José verloor haar broer ruim 30 jaar geleden. Zij was toen 13. In die tijd gold nog 'aanpakken, niet omkijken'. Er was weinig aandacht voor het rouwen van kinderen, bij heftige gebeurtenissen in een gezin werd er geen slachtofferhulp of therapie aangeboden. Over de dood van haar broer werd niet gesproken. Ze is harder geworden door wat er is gebeurd, maar achterom kijken doet ze niet meer. "Het is wat het is."

    Lees het verhaal van José